De mussen van mijn ouders

Ik bel mijn vader. Het is lunchpauze en ik ben druk in mijn hoofd na een rommelige werkochtend. Ergens tussen mijn onderbuik en schedelrand zit een schuld-alarmbelletje. Zodra ik langer dan een week niks heb laten horen, begint dat te rinkelen. Van luid naar oorverdovend. Gewenning, dat schuldgevoel; het is een paso-doble geworden in het excuusritme: te druk, te ver, te moe. Als ik zijn nummer intoets en ik hoor het bekende geluid van een nummer dat niet meer in gebruik is, bevriest mijn hart even. Tuut-tuut-tuut. Fel en definitief klinkt dat. Heel even was ik vergeten dat hij er niet meer is. Ik hoor en zie in mijn gedachten zijn rinkelende telefoon in zijn stille huiskamer. Een verdrietig beeld. Dat niet meer bestaat, behalve in mijn hoofd. 

Het huis is niet voor eeuwig leeg en stil gelukkig. Binnenkort trekken de nieuwe bewoners erin. Een jong gezin hoorde ik. Leven en drukte in die huiskamer, een tuin waar weer gespeeld wordt, gelachen en gegeten. Ik ruik gebakken kip met rijst, ik hoor vrolijk gekibbel, net iets te luide muziek uit een slaapkamertje. Een mooi beeld, zo’n huis vol leven. 

Ik hang op. Het is kinderachtig om je dode vader te bellen. Het leven is geen Netflix-serie. 

Het naargeestige beeld van die lege kamer met een eeuwig rinkelende telefoon wil ik uit mijn gedachten bannen. Dus ik wandel in herinnering nog eens door het huis en zet de klok 45 jaar terug, toen we ook nog een jong gezin waren. De keukendeur staat open, het is een lome zomermiddag. Ik ben heel klein nog, want onze cockerspaniël Bruno kan zijn voorpoten op mijn schouders zetten en kijkt me recht aan. Mijn moeder vult de hondenbak met Bonzo-diner; een brokkenmix met warm water en soms een beetje saus of soep. Er zitten twee brutale mussen die dol zijn op de gele graantjes in Bruno’s Bonzodiner. Bruno is de kwaadste niet en doet een stapje terug om de mussen hun snack te gunnen, voordat hij de rest weg slobbert. Ik zit erbij op mijn hurken. Mijn moeder maakt Bruno’s lange oren met een wasknijpertje bovenop zijn hoofd vast, zodat hij niet met zijn oren in zijn drinkwaterbak of voer hangt. Ik moet er altijd verschrikkelijk om lachen. Slome Bruno, de brutale mussen en de wasknijper van mijn moeder, die zegt: ‘’Kiek toch die vregte flotse’’.

Het is mooi om met een lach door je herinneringenhuis te lopen af en toe. De rinkelende telefoon in de lege kamer van mijn vader, klinkt ergens ver op de achtergrond. 

De sleutels zijn ingeleverd, het huis is leeggeruimd voor de volgende bewoners, voor nieuw leven, nieuw geluid, nieuwe geuren, nieuwe liefde misschien. Ik maak me wel een beetje zorgen om de vogels. Mijn vader voerde ze al decennia. Zijn tuin met de dikke hagen en zijn grote vogelhuis was een bekende hangout voor mussen, merels, vinkjes en roodborstjes. Ze kwamen in steeds grotere getalen. Mijn moeder was er ooit mee begonnen en de mus (in Venloos de flots) was altijd haar lievelingsvogel; zo gewoon brutaal, zo aanwezig in al hun onopvallendheid. ‘’Wat bisse toch un flots’’ (wat ben je toch een mus) zei ze vaak tegen mij en later haar kleinkinderen. Dat viel in de categorie liefdevolle por, als ik klunzig of sloom was. Op haar graf staan twee dikke flotsen van steen en in de grote boom op het grafveld, stikt het van de mussen. Mooi is dat.

Ik heb als kind zelfs een tijdje geloofd dat mussen eigenlijk kleine engeltjes waren, de engeltjes van de gewone mensen. Misschien heeft mijn moeder mij dat ooit ingefluisterd. 

Bij het leegruimen van zijn huis, kwam ik de grootverpakking vogelzaad-mix van pa tegen. Mee naar huis genomen. De mooiste erfenis. Er komen tot nu toe vooral brutale dikke Eftelingduiven en eksters op af. Soms een slimme vink of moedige roodborst. Heel af en toe een mus. Het is een begin, een mens moet oefenen. In het bewandelen van zijn herinneringenhuis. Maar ook in het aantrekken van flotsen en engelen. Je hebt er meer voor nodig dan een XL-verpakking vogelzaadmix. 

Ik ga je niet meer bellen hoor pa. Maar mocht er dit voorjaar een mussenkolonie neerstrijken hier in onze tuin, dan weet je: daar woon ik. 

‘’A certain traveler who knew many continents was asked what he found most remarkable of all. He replied: the ubiquity of sparrows.’’ 

Adam Zagajewski


6 gedachtes over “De mussen van mijn ouders

  1. frans.kaatje@telfort.nl schreef:

    Mooi Tanja. Ik zit op het ogenblik in bejaardentehuis, heb mijn knie gebroken en moet hier even logeren .Zou iets voor jou zijn, het is bijna een soap. Lunchen doe ik met ze aande grote tafel en dat alleen al is een beleving.Gisteren heb ik meegedaan met de bingo en een fles advocaat gewonnen . Omdat ik goed vooruit ga is het te doen,anders word je hier eigenlijk depressiefik maar voor korte tijd zie ik het maar als een beleving.Laat eens horen hoe het jou gaat, met wie en waar ????Dikke kus . Toos Verzonden vanaf mijn Galaxy

    Geliked door 1 persoon

    1. tanjanabben schreef:

      Ha Toos, Jee! Jij in een bejaardentehuis, ik krijg meteen een beeld van die bingo! Hahaha. Maar natuurlijk niet fijn, maar goed dat je het als een beving ziet – een tragisch komische film? Ik stuur je deze week een uitgebreide update. Beterschap! Neem een advocaatje 😉 XX

      Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s