Moederdagschilderij

                                          Finca Arroyo de los Franceses – Cartajima -Ronda

                                         Serrania de Ronda – uitzicht finca

Mei 2000. Mijn moeder vond het belachelijk dat we aan het einde van de wereld woonden, maar was razend nieuwsgierig. Dus ze kwam kijken met pa. Als een kind zo naief; nog nooit gevlogen, nog nooit in Spanje geweest. Reizen was allerminst een vanzelfsprekendheid voor haar. Ik vreesde allerlei complicaties, maar niks bleek minder waar. Zelden heb ik iemand zo snel en soepel zien opgaan in een vreemde omgeving.

Op de 2e dag zat ma al een kaartje te leggen op het stoepje bij Catalina, hun twee dikke achterwerken zusterlijk tegen elkaar. ‘Leuk hier, net een bejaardentehuis in een openluchtmuseum.’ Catalina knipoogde naar me; ‘Ik versta haar niet, maar ze is net als mij, je moeder; een rebel.’ Catalina (91) had gelijk. Mijn moeder mompelde iets over vals spelen en maande Catalina zich op het spel te concentreren, met een zusterlijke por. ‘Ze speelt vals, die kleine ouwe draak.’ Lachtte ma.

Ze sliepen in het dorp, in een huisje van de burgemeester. ‘Je gaat je ouders toch niet op die boerderij laten slapen!’ Ik vond dat vreemd, want naar mijn weten sliep zijn eigen moeder in een achterkamertje van zijn schoonbroer in de illegale dorpskroeg sinds haar hersenverlamming. Bij de bakker kreeg ik een paar schouderklopjes en complimenten over mijn lieve behulpzame ouders, die gewoon Venloos spraken, maar een universele snaar hadden geraakt bij de dorpelingen. ‘Je hebt het figuur van je vader, die heeft ook geen vlees op de kont.’ Giechelde Paqui terwijl ze op mijn kont tikte. Er werd gegiecheld over mijn vader, dat hij nog ‘muy guapo’ was voor zijn ouwe dag. Ik was trots als een pauw en voelde me heel erg kind van mijn ouders opeens.

We reden het dorpje uit richting onze boerderij. Ma mopperde en verwonderde zich tegelijkertijd; bij elk bochtje dieper het dal in vroeg ze bezorgd: ‘Maar kind, hoe kom je hier n Godsnaam terecht?’ Vlak voor het bruggetje bij de ingang van de boerderij, liet ik haar uitstappen; voor het wauw-effect. Het was begin zomer en alles was nog groen en fris; er groeiden frisgroene varens en de beekoever rondom het bruggetje stond vol me witte aronskelk. De geur van het knisperende dal, de beek, het warme zand; zelf kreeg ik er nog dagelijks een kick van, in labiele buien zelfs wel eens een brok in mijn keel. Stil stond ze naast de auto en keek naar het tafereel tussen de slanke populieren. ‘Jezus Marijke, door God verlaten, maar wel een paradijs.’

Mijn moeder was, voor een atheïst, nogal scheutig met bijbelse namen.

Ik had altijd gehoopt dat ze haar dagelijkse sores opzij zou zetten en schrijver zou zijn worden. Ze had een talent om bot en poëtisch tegelijkertijd te zijn. En dat was soms heel grappig en ontroerend.

Op die dag, op het zandpad bij de ingang van mijn hof, vond ik haar woorden van een pure poëzie. Het zouden onze laatste dagen van samen genieten zijn. Ik heb die dagen als een schilderij in mijn hoofd, honderden keren overgeschilderd; bang dat ik het mooier maak dan hoe het werkelijk was, soms bang dat ik het te flets overschilder. Het werden uiteindelijk de mooiste herinneringen aan mijn moeder. We waren weer een paar weken kinderen en deden dingen die we sinds 1978 niet meer samen hadden gedaan; zwemmen in de Genal-rivier, laat opblijven, een sigaretje roken met Rosa op het stoepje tijdens de zonsondergang, herinneringen bij het kampvuur.

Chin-Chin op mijn moeder, die mijn Spanje in 24 uur beter begreep dan ik het ooit zal begrijpen.

2 gedachtes over “Moederdagschilderij

Geef een reactie op Anonymous Reactie annuleren